zaterdag 25 september 2010

12 januari

De kans is groot dat bovenstaande datum je erg weinig zegt. Het wereldnieuws van januari is al lang weer ondergesneeuwd. Nieuwe en veel indrukwekkendere ervaringen passeren immers gevoelsmatig wekelijks de revue.

Maar voor drie miljoen mensen aan de andere kant van de wereldbol staat deze datum in het geheugen gegrift. Op bovenstaande datum (ik heb hem opgezocht op Wikipedia) was er namelijk een aardbeving op Haïti. Drie miljoen mensen zijn slachtoffer, waarvan in ieder geval honderdduizend deze ramp helaas niet meer kunnen navertellen. Dit nieuws is je destijds vast niet ontgaan.


Me verplaatsend in een Haïtiaan gaat het helemaal duizelen! Je staat bij de puinhopen van je huis. Onder het puin liggen diverse familieleden. Je lieve zusje van drie en broertje van twaalf. Een straat verderop ligt je vriendin of vriend, met wie je 11 januari nog sprak over trouwen. Onder je voeten ligt je trots, de voetbal. Jaren heb je ervoor gespaard. Kapot. Een eindje verderop zie je de ruïne die tot voor kort nog je school was, Het was niet alleen je school, maar ook je toekomst! Alles ligt in puin. Je verleden, je heden en je toekomst…

Nu is Haïti een erg godsdienstig land. Ik kan me niet inleven in bovenstaande situatie. Onmogelijk. Wat ik wel weet, is dat ik met gebalde vuist richting de hemel zou staan. De God, in Wie je ondanks je armoede, altijd hebt geloofd. Hij vernielt en ontneemt je in één klap alles wat je dierbaar is.

Maar wat schetst mijn verbazing? De Haïtianen staan niet boos op straat. Ze stellen geen vragen, maar loofden God! Zingend tussen het puin. Zelfs de seculiere media viel het op. Wat een geloof!

Zo werd 12 januari 2010 voor mij een dag met een belangrijke les. De Haïtianen mogen dan de hulp van Woord en Daad nodig hebben, maar qua geloof lopen ze mijlenver op mij voor.

Wie er uiteindelijk gelukkiger is? Jij mag het zeggen!

Deze column verscheen ook op de website van Woord en Daad Jongeren.

donderdag 23 september 2010

87 dagen praten



Als de confetti is opgeruimd. Als de winaars en de verliezers van de verkiezingen bekend zijn. Als de feestende lijsttrekkers hun al dan niet verdiende nachtrust hebben genoten. Als de meeste lijsttrekkers zijn bijgekomen van de kater… Dan begint een moeilijke klus. Er moet gepraat en onderhandeld worden. Partijen die elkaar in verkiezingstijd bestreden, zoeken elkaar op om een regering te vormen. Dit proces heet de kabinetsformatie en duurt gemiddeld maar liefst 87 dagen. Drie maanden dus! Waarom zo lang? En wat gebeurt er allemaal in deze periode?

Koningin
De dag na de verkiezingen begint de kabinetsformatie bij koningin Beatrix. Onze vorstin ontvangt eerst de fractievoorzitters van alle partijen. Daarnaast komen vaak ook de voorzitter van de Eerste en van de Tweede Kamer langs. Al deze personen vertellen de koningin wat volgens hen het beste nieuwe kabinet is. Ze kijken daarbij goed naar de verkiezingsuitslag. Ook kijken ze naar een meerderheid in de Tweede Kamer, dus 76 zetels of meer. Zo’n meerderheid maakt stemmen voor bijvoorbeeld nieuwe wetten makkelijk. Een andere belangrijk aandachtspunt is dat de partijen met elkaar willen samenwerken.

Informateur
Als koningin Beatrix al deze adviezen heeft aangehoord gaat ze op zoek naar een informateur. Een informateur onderzoekt welke coalitie vier jaar kan regeren zonder elke week rollend en ruziënd over straat te vliegen. De informateur is vaak lid van de partij die met de verkiezingen gewonnen heeft.

Eindverslag
De informateur vertelt aan koningin Beatrix wat hij heeft ontdekt. Van al zijn ervaringen schrijft hij een verslag, het eindverslag. Na de informateur is de koningin aan zet, zij beslist over de volgende stap. Er moet weer een informateur komen. Soms is dat dezelfde, meestal een andere. En heel soms zijn er meerdere informateurs.

Onderhandelen
Dan begint het echte werk. De nieuwe informateur gaat met de partijen praten over wat ze de komende periode van vier jaar graag willen doen. Als partijen over een onderwerp van mening verschillen, beginnen de onderhandelingen. Onderhandelen is dus geven en nemen. Je krijgt van de andere partijen steun voor jouw plan, maar zelf moet je op jouw beurt de andere partij iets gunnen. Ook wordt er gepraat over ministersposten. Hoeveel minsisters levert elke partij? En welke partij mag een minister op welk ministerie leveren? Het ministerie van Financiën is veel belangrijker dan, bijvoorbeeld, Jeugd en Gezin. Daarom wil elke partij het liefst een minister op Financiën. Botsingen dus! Als al deze dingen besproken zijn schrijven de partijen die onderhandeld hebben een conceptregeerakkoord. Met dit conceptregeerakkoord gaat de informateur weer naar de koningin.

Formateur
De koningin wijst dan een formateur aan. Deze formateur is bijna altijd de nieuwe minister president. De formateur belt mensen die misschien wel een ministerspost willen. In dat telefoongesprek vraagt hij hen voor het ministerschap en legt het takenpakket uit. Als hij alle ministers heeft verzameld kan het kabinet naar de koningin!

Op de foto
Alweer naar de koningin? Ja, aan het eind van de rit moet het complete kabinet nog één keer naar de koningin om daar de eed af te leggen. En, niet te vergeten, een foto te maken op het paleisbordes. Samen met de koningin staan dan alle ministers te glunderen. Na deze foto begint het echte werk, totdat er weer nieuwe verkiezingen zijn geweest. Dan begint dit hele proces weer opnieuw.

7 maanden
Dit proces duurt gemiddeld 87 dagen. 87 dagen wordt er dus gepraat. Onderhandeld. Ruzie gemaakt! Maar… het kan nog langer. De langste kabinetsformatie sinds de Tweede Wereldoorlog was bij het kabinet van Agt I in 1977. Toen werd er maar liefst 208 dagen onderhandeld. Dat is bijna zeven maanden! Het kortste werd er onderhandeld over het kabinet Drees I in 1948. Toen werd er 31 dagen gepraat.

Kortom: de formatie is iets met een lange adem. Met veel geven en nemen. En niet geschikt voor mensen die niet van babbelen houden!

Dit artikel verscheen in de KLIK, jongerenblad van de SGPj voor 11 tot 16 jarigen.

zaterdag 18 september 2010

Hindoeïsme

Vrijdag 17 september bezocht ik voor mijn studie een Hindoe-tempel. Hieronder een verslag van de hoogtepunten.

Het interieur van de tempel

We moeten, om niet te nat te worden, rennen voor de tram. Opgepakt staan we met z’n vieren, zwetend en dampend op elkaars tenen. De tram is overvol. We zijn op weg naar een Hindoeïstische tempel. Bij de tempel aangekomen staat een gedeelte van de groep al te wachten. We kunnen nog niet naar binnen. Erg gastvrij! Maar precies om 10:00, het afgesproken tijdstip, komt de Priester er aan met vrouw en zus. Binnen gaan de schoenen uit. De priester begint zijn verhaal, terwijl zijn vrouw en zus op de achtergrond beginnen te kokkerellen. Aziatische geuren zweven door de ruimte. Een onvergetelijke morgen begint! Enkele opvallende dingen uit het verhaal van de priester:

De priester

Allereerst gelooft een Hindoe in reïncarnatie. Na de dood kom je opnieuw terug in een nieuw lichaam. In welk lichaam ligt aan je karma’s. Je goede en/of slechte daden. Heb je in het vorige leven veel verkeerde dingen gedaan? Dan is de kans groot dat je in de Derde Wereld beland. De priester had in zijn vorige leven veel goede dingen gedaan, want: “Anders was ik niet van India naar Nederland gekomen.” Een enorme vooruitgang dacht hij zo. Wat hij precies geweest was in vorige levens? “Geen idee, ik behoor tot een stroming binnen het Hindoeïsme die niet achterom kijkt, maar vooruit.” Voor (niet-)Hindoes die graag weten wat ze in het vorige leven waren, zijn er overigens bepaalde therapieën.
“In mijn volgende leven wordt ik graag hondje of parkiet”. “Want”, zegt de priester, “niets is fijner dan in een kooitje te zitten, een beetje te fladderen en een beetje te zingen. Terwijl er ondertussen ook nog gewoon voor je eten wordt gezorgd. Perfect toch?”

Binnenzijde van de tempel

Het allereerste dat een Hindoe ’s morgens doet is de grond kussen. Waarom? “Nu, op het platteland, moet je je voorstellen, doet iedereen alles op de aarde: stampen, grote boodschap, kleine boodschap en meer van dat soort zaken. En nooit zegt Moeder aarde, stop, het is genoeg! Als wij als mensen dat over iemand anders zouden doen zou de wereld te klein zijn. Moeder aarde accepteert alles. Vandaar dat wij als Hindoes de grond kussen als allereerste bezigheid op de dag.”

Het maakt volgens de priester niet zoveel uit in welke God je gelooft: “Er is maar één God. Het gaat om het feit dat je gelooft! En hoe je dat inkleurt, ach. Alle boeken zijn verschillend, maar met dezelfde boodschap! Kijk maar: in de Bijbel gaat Jezus samen met de schapen het weiland in (gelijkenis van de goede Herder), en onze God Shiva ging met koeien het weiland in.”

Een aantal marmeren beelden van Hindoe-goden

Volgens de Hindoe heeft god aan ons mensen alle dingen gegeven. Er zijn maar twee dingen die god zelf in zijn hand houdt. Dat zijn je geboorte en je overlijden. Over overlijden gesproken. Als een Hindoe overlijd wordt er een jaar lang nog eten voor hem gemaakt. Een geest heeft namelijk maximaal een jaar nodig om een nieuw lichaam te vinden om in te reïncarneren.

De priester: “Ganesha is de god met een olifantenkop. De godin Parvati schiep Ganesha toen haar man, de god, Siwa op reis was. Toen Siwa terugkwam trof hij Ganesha aan. In een vlaag van woede sloeg hij in één klap zijn hoofd eraf. Uiteraard kon Parvati dit niet waarderen. Daarom gaf Siwa zijn knechten bevel om van het eerste dier dat ze tegenkwamen de kop af te slaan. Dat was een olifant. Toen heeft Siwa de kop van die olifant op de romp van Ganesha gezet.”

Ganesha

Dan de koe. De Priester: “welke kleur is gras?” Groen! “Welke kleur is water?” Kleurloos! “Welke kleur is melk?” Wit! “Juist, maar hoe kan het dat een koe van iets groens en kleurloos’ iets wit maakt? Zit er een verfmachine in of zo? Nee! Daarom geloof ik als Hindoe dat een koe dus goddelijk is. Geen één dier kan hetzelfde. Sommige zeggen geiten, maar dat is bijna niks, verwaarloosbaar! Vandaar dat wij koeien heilig vinden!”